Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Visserijwet 1963

 

Artikel 1
1
Voor het bepaalde bij of krachtens deze wet wordt verstaan onder:
a
"Onze Minister": Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
b
"De Kamer": de Kamer voor de Binnenvisserij bedoeld in artikel 45;
c
"de rechthebbende op het visrecht": de gerechtigde tot vissen uit welken hoofde ook, behalve de houder van een schriftelijke toestemming, als bedoeld in artikel 7, tweede lid, of van een schriftelijke toestemming, als bedoeld in artikel 21, tweede lid;
d
"bedrijfslichamen": lichamen als bedoeld in artikel 66, vierde lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie.
2
Voor het bepaalde bij of krachtens deze wet wordt verstaan onder "vis":
a
vissen van de door Onze Minister aangewezen soorten en delen van deze vissen;
b
schaal- en schelpdieren van de door Onze Minister aangewezen soorten, delen van deze dieren, alsmede zeesterren en zee- of koraalmos;
c
kuit en broed van de onder a bedoelde vissen;
d
broed en zaad van de onder b bedoelde schaal- en schelpdieren.
3
Voor het bepaalde bij of krachtens deze wet wordt verstaan onder "vissen":
a
het te water brengen, te water hebben, lichten of ophalen van vistuigen alsmede het op enigerlei andere wijze pogen om vis uit het water te bemachtigen;
b
het uitzetten en uitzaaien van vis als bedoeld in het tweede lid.
4
Voor het bepaalde bij of krachtens deze wet wordt verstaan onder:
a
"visserijzone": de zone ingesteld krachtens de Machtigingswet instelling visserijzone;
b
"zeevisserij": het vissen in zee, met inbegrip van het vissen in de visserijzone en in daaraangrenzende, bij algemene maatregel van bestuur als zeegebied aangewezen wateren;
c
"kustvisserij": het vissen in de bij algemene maatregel van bestuur als kustwater aangewezen wateren;
d
"binnenvisserij": het vissen in de overige wateren van Nederland.
5
Voor het bepaalde bij of krachtens deze wet wordt verstaan onder:
"hengel": het vistuig bestaande uit een roede - al dan niet voorzien van een opwindmechanisme - een lijn of snoer - al dan niet voorzien van één of meer dobbers - en ten hoogste drie een-, twee- of drietandige haken.
"spieringtuig": het vistuig bestaande uit een roede - al dan niet voorzien van een opwindmechanisme - een lijn of snoer - al dan niet voorzien van één of meer dobbers - en ten hoogste twaalf al dan niet aan zijlijnen van ten hoogste tien centimeter bevestigde ééntandige haken, waarvan de bekopening ten hoogste acht millimeter bedraagt, voorzien van daartoe door Onze Minister aangewezen aas.
"peur": het vistuig, bestaande uit een al dan niet aan een roede verbonden lijn of snoer zonder haak of haken waaraan een hoeveelheid wormen is bevestigd.
6
De in het tweede en vijfde lid bedoelde aanwijzingen geschieden bij in de Staatscourant bekend te maken ministeriële regelingen.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •